“Na de pauze liep ik altijd met de rokers mee naar binnen, en keek ik het tweede deel van de film. Daar was het tenminste warm en zat ik droog in een lekkere stoel.” Marcel, al ruim 30 jaar dakloos, geeft een inkijkje in het leven op straat. Zijn omschrijving voor een dakloze is ‘iemand die het overleven tot kunst heeft verheven’.
Op zondag 21 januari heeft een groep jongeren van de onze kerk een rondleiding gehad door het centrum van Utrecht. Dakloze Marcel vertelde openhartig over het leven op straat, een leven waar hij destijds bewust voor heeft gekozen omdat zijn thuissituatie hem geen veiligheid bood. Hij leidt ons langs de voorzieningen die er zijn voor de daklozen en geeft aan waarom hij het als dakloze prettiger vindt om in Utrecht op straat te leven dan in steden als Amsterdam, Rotterdam of Den Haag.
Gezien worden als mens
Vanaf het Stadhuisplein vertrekken we richting de Neude. Hier heeft Marcel als kraker geleefd. Samen met 14 vrienden werd het oude postkantoor gekraakt. Dankzij de bureaucratie konden ze hier enkele maanden leven met een dak boven hun hoofd. “Dat was pas feest!” Marcel vertelt dat er in Utrecht veel respect is voor daklozen. De behandeling is beter dan in andere steden, maar het meest belangrijke voor hem is dat hij gezien wordt als ‘Marcel’ en niet als dakloze of zwerver. Hij vertelt maar al te graag dat hij Marcel heet en ook graag zo wordt aangesproken en als mens wordt gezien.
Eten, slapen en de uren doorkomen
Vanaf de Neude lopen we door de Voorstraat naar het Smulhuis en de Sleep-inn. Dit zijn plekken die erg belangrijk zijn voor daklozen. Bij het Smulhuis kunnen zestig daklozen tegen een beperkte vergoeding dagelijks een warme, voedzame maaltijd krijgen. De Sleep-inn biedt ‘s nachts een bed en de mogelijkheid om te douchen. Er zijn drie van deze voorzieningen in de stad, en bij koud weer wordt een vierde locatie geopend om de 400 tot 600 daklozen in Utrecht een bed en warmte te bieden. Via het Lepelenburg lopen we vervolgens naar de Catharijnesteeg, waar in het Catharijnehuis de dagopvang is gevestigd. Hier kun je terecht voor een kop koffie, soep, brood, kleding en een warme douche, maar ook zijn er vrijwilligers voor een gesprek of assistentie bij bijvoorbeeld administratieve zaken. Deze voorzieningen worden ook door de diaconie van de Bunnikse kerk ondersteund.
Dit zijn de locaties die voor een groot deel het dagritme van Marcel en andere daklozen bepalen, maar de tussenliggende uren moeten ook worden doorgekomen. Vroeger ging Marcel vaak naar de oude rechtbank, daar was gratis koffie en een krantje op de publieke tribune. Ook de openbare bibliotheek is een veelbezochte plek, waar Marcel al vele honderden boeken heeft gelezen.
Levensboom en straatpastoraat
In het Museum Catharijneconvent staat in de tuin de ‘Levensboom’. Dit is een monument voor alle mensen die in Utrecht op straat leefden en overleden zijn. Sinds de oprichting van dit monument, wordt voor iedere dakloze in Utrecht die komt te overlijden een metalen plaatje met naam en datum van overlijden in de boom gehangen. Dit maakt Marcel angstig, want op een enkeling na, hebben al deze mensen de zestig jaar niet gehaald.
Vanaf de Levensboom snellen we naar de koffie. Dit blijkt in de Domkerk te zijn, waar iedere twee maanden een dienst door het straatpastoraat wordt georganiseerd. Dit is een plek waar men elkaar kan ontmoeten, waar je wordt gekend en waar ook aandacht is voor persoonlijke zaken. Na het eerste kwartier van de dienst te hebben meegemaakt, nemen we afscheid van Marcel, die ons Utrecht toch weer op een hele andere manier heeft laten zien.
Geef een reactie